woensdag 23 december 2009

De kat van mevrouw Kwast



De vorige eigenaren van ons huis hadden een bijzonder verzoek: of we met het appartement ook de hulp voor de oude dame van 89 een portiek verderop wilden overnemen. Zij was via een snoertje om haar hals verbonden met de alarmservice en die kon dan eerst ons bellen om poolshoogte te nemen als er iets aan de hand was. Natuurlijk stemden we daarmee in, als thuiswerker was ik meestal in de buurt en kon binnen een minuut bij haar zijn. Zo maakte ik in de zomer van 2000 kennis met mevrouw Kwast. Ze was de dochter van een Friese huisarts en had Engels gestudeerd in Amsterdam. Het appartement aan de Beethovenstraat had ze aanvankelijk gehuurd met twee vriendinnen, maar na hun vertrek was ze er in haar eentje blijven wonen. Wobbina Kwast was nooit getrouwd; haar kinderloosheid compenseerde ze met  huisdieren. In 1949 was ze directeur geworden van het Nederland-Amerika Instituut (NAI) en in 1972 werd ze benoemd tot Executive Secretary van de United States Educational Foundation in The Netherlands (USEF), dat belast was met de uitvoering van het Fulbright-programma (beurzen voor uitwisseling van studenten) in Nederland. In 1976 ging ze met pensioen. Haar werkzame leven lag dus al ver achter haar toen ik haar leerde kennen. Al bij ons eerste gesprek maakte ze me duidelijk dat ze vast van plan was thuis te overlijden, voor haar geen bejaardentehuis. Ze vertelde dat ze met de huisarts had afgesproken dat hij haar zou helpen als ze vond dat het mooi was geweest. Maar zo ver was het nog niet, want ze was nog helder van geest en er was nog veel dat haar aan het leven bond, vooral haar cyperse kater Bartje, haar oogappel.
In de jaren die volgden kwam ze steeds vaker ten val en moest ik tientallen keren uitrukken om haar weer op de been te helpen. Het was altijd weer een verrassing op welke plek ik haar zou aantreffen. Vooral in de winter ging het vaak mis (de reden dat ik nu aan haar terugdenk). Dat ze nooit iets brak bij alle valpartijen was een wonder, maar uiteindelijk vond ik haar op een avond in de badkamer met  een gebroken been. Haar huisarts had geen dienst en de vervanger regelde dat de ambulance haar naar het VU Ziekenhuis bracht. Zodra ze weer tot zichzelf was gekomen liet ze het verplegend personeel weten dat ze graag een einde aan haar leven wilde maken. Ze vertelde mij dat een verpleegkundige tot haar woede een preek tegen haar had afgestoken en dat ze hem flink de waarheid had gezegd over die God waarin ze niet geloofde. Ze voelde zich eenzaam in het ziekenhuis dat haar doodswens niet serieus nam. "Het is gek, maar zo oud als ik ben mis ik nu mijn vader", zei ze tegen me. Haar grootste zorg was het lot van kat Bartje. Bij elk bezoek moest ik haar gedetailleerd vertellen hoe het ging met haar lieveling, die weleens een grote rol kan hebben gespeeld bij haar valpartijen met zijn opdringerige kuitenvrijerij in afwachting van eten.
Na het ziekenhuis volgde de gang naar het verpleeghuis, waar zij verder moest revalideren en fysiotherapie kreeg om weer te leren lopen. Tante Wob, zoals haar kennissen haar noemden, ging er nog steeds vanuit dat zij weer zou terugkeren in de Beethovenstraat. Bijna een half jaar lang heb ik Bartje eten gegeven in een huis zonder baasje. Een poging om hem zelf in huis te nemen mislukte omdat onze eigen katten Bartje bleven aanvliegen. Toen duidelijk werd dat het nooit meer goed zou komen met haar been, vroeg mevrouw Kwast mij een goed adres voor hem te zoeken. Dat kreeg hij in een studentenhuis aan de Stadionweg. In 2003 verhuisde mevrouw Kwast naar een verzorgingstehuis in Buitenveldert. Ze wilde nog steeds dood, maar dat was onbespreekbaar omdat ze verder kerngezond was. Uiteindelijk verzoende ze zich met haar situatie. Eind 2008 is zij op 97-jarige leeftijd overleden.

1 opmerking: